Nee, in mijn ogen niet.
Het is inmiddels alweer een jaar of vijftien geleden. Ik reed toen in een oude, grote, knalrode bestelbus. De achterkant van de bus was één groot rood vlak van ongeveer 3,5 m2 . Je zou denken dat zoiets wel opvalt. Maar het tegendeel is waar.
Ik stond netjes stil voor een zebrapad in hartje Amsterdam. Opeens hoor ik gierende banden achter me en in een flits zie ik in mijn spiegel dat een auto mij probeert te ontwijken. Helaas lukte het die man niet en pakte mijn auto precies op een hoek. Mijn auto schoot vooruit en ik stond pas weer stil aan de andere kant van het zebrapad. Gelukkig heb ik geen voetgangers geraakt. De beste man en ik hebben de auto’s aan de kant gezet en we stapten uit.
“Sorry, maar ik zag u niet staan.” stamelde de man.
Verbaasd keek ik van de man naar mijn bestelbus.
“Goh, das knap.” was het enige wat ik kon zeggen.
De verzekeringspapieren werden ingevuld, de man bestelde een sleepwagen en ik keek eens naar de achterkant van mijn bus en deed mijn best om hem niet te zien. Maar helaas, dat hij een halve meter breder was geworden was toch echt wel duidelijk te zien. Zo goed als het mij lukte heb ik het een beetje naar binnen geduwd, zodat ik weer verder kon rijden. Eerst maar eens naar huis en dan naar de garage.
Maar ver kwam ik niet. Na nog geen kilometer rijden werd ik al aangehouden door oom agent. Hij vertelde mij dat ik met de scherpe, uitstekende delen niet verder mocht rijden. Dat was te gevaarlijk. Ik liet de agent de ingevulde schadeformulier zien en na wat heen en weer gebabbel mocht ik toch verder rijden, met de belofte dat ik gelijk door zou rijden naar de garage. Natuurlijk reed ik wel eerst naar huis.
Thuis gekomen wist ik eerst niet zo goed wat ik doen moest. Ik mag zo niet de weg op, dus moet er een (nood)reparatie uitgevoerd worden. Maar dat mag weer niet, want een schade-expert moet eerst de auto zien en de schade opnemen. En het duurt weken voor zo’n man eindelijk eens langskomt.
Ik heb als eerste de garage maar gebeld en kon gelijk de auto brengen, dan zou hij een noodreparatie doen. Das erg aardig, maar moest eerst nog toestemming hebben van de verzekeringsmaatschappij van de tegenpartij.
Als eerste belde ik mijn eigen verzekeringsmaatschappij en zij vertelden mij dat ze niks konden doen als ze de schadeformulier nog niet binnen hadden.
Nou, daar schiet ik dus niks mee op.
Dus dan maar de maatschappij van de tegenpartij bellen.
Het was al snel duidelijk dat eerst de schade-expert langs moet komen, anders kunnen ze een noodreparatie niet goedkeuren. Klinkt ook wel logisch, maar was niet wat ik wilde horen.
“Kan de schade-expert morgen ochtend dan langs komen? Mijn auto staat dan bij de garage.” vroeg ik aan de man.
Maar daar had hij geen zeggenschap over. De schade-expert deelt zijn eigen tijd in.
“Mag ik dan een telefoonnummer van u waar ik op uw kosten een auto kan huren?” was mijn volgende vraag.
Nee, daar deden ze niet aan. Daarvoor zou ik bij mijn eigen maatschappij moeten zijn.
“Pardon?? Door een cliënt van u mag ik met mijn auto niet de weg op. Daar heeft mijn verzekering niks mee van doen, jullie wel.”
Maar wat ik ook zei, ze begonnen er niet aan. Erg jammer, want in een nieuwere auto rondrijden lijkt mij ook wel eens leuk.
“Mag ik uw naam en employeenummer?”
De man wilde weten wat ik daarmee wilde.
“U krijgt elke week een rekening van mij van gederfde inkomsten en die bedragen ongeveer € 350,00 per dag. Ik heb namelijk een éénmans bedrijfje en kan niet zonder auto en ik ga niet zelf voor die kosten opdraaien. Als ik u was, zou ik die rekening maar betalen, want ik laat heel makkelijk beslag leggen op de tegoeden van uw bedrijf.”
De man was even stil en vroeg toen of ik een momentje had, hij moest even met een collega overleggen.
Toen hij weer terugkwam, vroeg hij aan mij of ik het erg vond om doorverbonden te worden met zijn meerdere, de manager van de floor. Ik had daar helemaal geen bezwaar tegen, ik heb graag mensen aan de telefoon die beslissingen mogen nemen.
De manager had goed nieuws voor me. Ik mocht de noodreparatie uit laten voeren, maar wel onder één voorwaarde. De garagehouder moest er eerst foto’s van nemen en dan zou hij mogen beginnen. Daar had ik wat aan.
Natuurlijk nam ik zelf de foto’s wel, ik wil daar de garagehouder niet mee belasten. Ik zag dat er een rolletje van 12 foto’s nog in de camera zat (digitale camera’s waren er toen nog niet, of althans, ik had er geen) en nam van alle kanten foto’s van mijn bestelbus.
Onderweg naar de garage kom ik een één uurs fotoservice tegen en leverde daar het fotorolletje in. Het was inmiddels ook lunchtijd, en ik had een uurtje over, dus ben ik bij de buren van de fotozaak gaan lunchen. Na een uur meldde ik me weer in de fotozaak.
De beste brave borst kon mijn foto’s nergens vinden. Maar ook de negatieven niet.
De man viel een dagje in voor zijn zoon omdat die naar een begrafenis moest en juist dit moest hem dus overkomen. Ik maakte er niet zo’n punt van.
“Heeft u een weggooicamera met 12 foto’s voor me? Dan maak ik even nieuwe en dan kunt u die ontwikkelen.”
De man haalde opgelucht adem en gaf mij zo’n weggooicamera. Ik liep naar buiten en maakte nieuwe foto’s van mijn bus. Toen ik weer binnenkwam, kon de camera gelijk het apparaat in, hij had hem vrij gehouden voor me. En vijftien minuten later liep ik de fotozaak weer uit met de foto’s in mijn handen. Als troostprijs hoefde ik helemaal niks te betalen.
Ik was pas tegen half drie bij de garage. De garagehouder vertelde me dat hij er vandaag niet meer aan de auto begon, anders zou het overwerk worden en hij had een afspraak voor in de avond. Het zij dan zo, kan er niks aan veranderen.
Hij beloofde wel dat hij er de volgende morgen om negen uur aan de auto zou beginnen, dan zou ik hem in de vroege middag op kunnen halen. Ik vond dat uitstekend, was al blij dat hij het op korte termijn wilde doen.
Het was met het openbaar vervoer een hele heisa om weer thuis te komen, maar het lukte me. Toen ik de deur opendeed, hoorde ik de telefoon al rinkelen. Nadat ik had opgenomen en me bekend had gemaakt, hoorde ik een mannenstem iets schreeuwen.
“Ik wil niet hebben dat er een noodreparatie bij de auto word uitgevoerd voor ik hem gezien heb!!!!”
“En wie mag u dan wel zijn?” vroeg ik, al wist ik het antwoord al.
“Ik ben de schade-expert en als ik de auto niet gezien heb voor de noodreparatie, zorg ik ervoor dat er niks word uitgekeerd.”
“Dat lijkt me een uitstekend plan. Als u morgen voor negen uur bij mijn garage bent, kunt het nog zien voor dat er aan de noodreparatie word uitgevoerd.” en ik gaf hem het adres van mijn garage.
“U begrijpt mij niet, geloof ik. Ik deel mijn eigen tijd in en bepaal zelf wanneer ik kom. Zolang moet de noodreparatie maar wachten.”
Nou… dat dacht ik niet…
“Mag ik u een vraag stellen?” vroeg ik overdreven vriendelijk.
Dat mocht van de beste man.
“Werkt u voor de verzekeringsmaatschappij of de verzekeringsmaatschappij voor u?”
Het antwoord wist ik wel, hij werkt voor hun en niet andersom. En dat beaamde hij.
“Dan kunt u het beste met hun gaan bellen, want ik heb van hun, uw opdrachtgever dus, de toestemming om een noodreparatie uit te voeren. Ik zie u vast wel om negen uur morgenochtend bij de garage.”
Even bleef het stil aan de andere kant van de lijn. Ik wist niet dat het zo’n trage denker kon zijn.
“Ik ben om twaalf uur bij de garage, denkt u dat de garagehouder tot zo laat kan wachten?”
“Ik zal het aan hem vragen, maar als hij om negen uur wil beginnen, dan vind ik dat prima.”
“U geeft ook niet veel toe.” zei de man.
“Misschien als u iets vriendelijker was begonnen en niet gelijk zo begon te schreeuwen in de hoorn, was ik misschien ook iets aardiger voor u. Nu even niet, want heb geen zin in dit soort ongein. Goedendag.”
En ik hing op.
Ik belde gelijk mijn garagehouder op en hij vroeg aan mij wat de naam was van de schade-expert. Nadat ik die verteld had, zei de garagehouder dat hij wel zou wachten, want dit was de slechtste schade-expert die er maar bestond. Voor de cliënten dan, niet voor zijn opdrachtgever. Ik vertelde de garage houder dat hij van mij gewoon om negen uur kon beginnen en ik er dan ook zou zijn. Ik wil die schade-expert wel eens zien.
De volgende morgen om negen uur was ik bij de garage, maar de garagehouder wilde toch graag nog wachten. Ik vond alles best, als ik vanavond maar de auto weer mee naar huis kon nemen. Dat beloofde hij mij.
Om twaalf uur was er geen schade-expert.
Om één uur was er nog geen schade-expert.
Om half twee zei de garagehouder dat hij nu echt moest beginnen, wilde hij overwerk voorkomen. Hij had van mij al om negen uur mogen beginnen.
Om twee uur kwam de schade-expert de garage binnen gewandeld en gelijk trok hij zijn scheur weer open.
“Ik had gezegd dat er niet begonnen mocht worden met de noodreparatie voor ik hem gezien had. Nu kan ik niks anders doen dan de schadeclaim afwijzen.”
Ik ging achter de man staan en vroeg hem zachtjes of hij dezelfde persoon was die ik de vorige dag aan de telefoon had. De man draaide zich om en gaf toe dat het zo was.
“Zou u nu dan uw opdrachtgever willen bellen?”
Hij wilde graag weten waarom.
“Om te vertellen dat u eenzijdig een afspraak hebt veranderd die ik met de maatschappij, en niet met u, hebt gemaakt. En vertel dan gelijk even dat u twee uur te laat op een afspraak bent gekomen.”
De hele gezicht van de man veranderde. Zijn gezicht kreeg zelfs een vriendelijke uitdrukking.
“Oké, we zullen eens kijken wat we voor u kunnen doen.
We liepen het kantoor van de garagehouder in en met z’n drieën waren we er binnen een kwartier uit. En zoals het er uitzag was zeer gunstig voor mij. De schade werd gerepareerd en zou nog ongeveer ƒ 1500,00 overhouden ook.
De schade-expert ging weer weg en liet de garagehouder en mij verbaasd en verdwaasd achter. Dit was de eerste keer dat hij die man zo had gezien, hoe ik dat voor elkaar had gekregen. Tja… hoe?? Lees deze blog maar, zou ik zeggen…
Maar een rode auto?? Nee, voor mij nooit meer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten