woensdag 30 november 2011

De Oproep

In mijn tijd, zo eind jaren ‘70, had je nog de militaire dienstplicht. Elke jongeman moest zich nog melden bij een keuring en daar werd bepaald of je geschikt was voor militaire dienst. Of niet, natuurlijk. Ondanks dat ik een leuke dag had bij de keuring, werd ik toch goed gekeurd en zou ik mijn dienstplicht moeten vervullen. Het zou mij benieuwen wanneer ze er achterkomen dat ze een fout hebben gemaakt door mij goed te keuren . . .

Ik moest mij melden bij een militaire kamp in de buurt van Nijmegen. Ik was ingedeeld bij de luchtmacht. En dan sta je daar, als groentje te wachten op wat er komen gaat. Onwennig kijk ik wat in de rondte en zie opeens een bekend gezicht. Ik zie een jongen die nu verkering heeft met een oud scharreltje van mij. Ik had hem wel eens gesproken, omdat ik haar ook nog regelmatig zag, maar echt kennen deed ik hem niet. Maar het is met z’n tweeën altijd leuker dan alleen, dus ben ik naar hem toegelopen. We besloten om te kijken of we op één kamer terecht konden komen.

Op een gegeven ogenblik kwam er een ventje in een grijs kloffie, dat schijnt de kleur te zijn van de luchtmacht, en die vertelde dat hij de komende 3 maanden onze sergeant zou zijn. Hij gaat ons drillen en klaarstomen om ons land te verdedigen in tijd van oorlog.
Yeah, right on . . . dan kent hij mij nog niet.
Ik heb niks tegen militairen, het is zelfs goed dat ze er zijn, maar het is nu niet bepaald mijn favoriete bezigheid. Zeker niet omdat ik gedwongen word om hier te zijn. Maar goed, nu ik er toch was, zorg ik er wel voor dat ik er veel lol heb.

We werden in een lange rij gezet en zo gingen we op pad richting een grote loods. Omdat we nog geen gedrilde militairen waren, was er al snel niks meer terug te vinden van de lange rij, maar liep er een zooitje ongeregeld richting de loods. De kennis, ik zal hem voortaan maar Gijs noemen, en ik hadden de grootste lol. Ik maakte allerlei grapjes over het leger, er voor zorgend dat de sergeant het net kon horen. Natuurlijk kwam het leger er niet positief uit in die grapjes van mij.

Bij de loods aangekomen, werden we langs een lange balie gedirigeerd om onze spullen te verzamelen. En aan het eind van de balie hadden we een grote plunjebaal vol met kleding en een uzi in onze handen.
We liepen nu weer terug naar de open plek waar we vandaan waren gekomen, het bleek het exercitieterrein te zijn, en nu zorgde de sergeant ervoor dat we wat meer in de rij bleven lopen. Gijs en ik liepen helemaal achteraan in de rij en achter ons liep de sergeant. Natuurlijk kon ik nu ook mijn mond niet houden en kraamde nog allerlei onzinnige onzin uit over het leger. Dat het leuk was, was wel te merken aan Gijs en de lopers voor ons, want het gelach werd steeds harder.

Midden op het exercitieterrein moesten we in een cirkel gaan staan. De sergeant ging in het midden staan en ik werd bij hem geroepen.
“Zo, dus jij vind het wel leuk hier.” zei de sergeant zachtjes in mijn oor. “We zullen eens kijken of jij het na deze 3 maanden nog zo leuk vind.”
Ik keek hem aan en begon zachtjes te lachen.

“Goed, mannen.” brulde de sergeant tegen iedereen. “Jullie hebben net jullie spullen gekregen voor de komende 18 maanden. Om er zeker van te zijn dat jullie alles hebben, gaan we dat nu even controleren. Gooi jullie plunjebaal maar leeg op de grond.”
Iedereen deed netjes wat de sergeant had opgedragen. De sergeant glimlachte eens naar mij en pakte wat kledingstukken van de grond en hield hem omhoog.
“Dit zijn jullie shirtjes, daar moet je er 6 van hebben.” brulde de sergeant en daarna stopte hij de shirtjes in mijn plunjebaal.
Iedereen die in de cirkel rond de sergeant en mij stond, moest de shirtjes opzoeken, tellen en in hun plunjebaal doen.
Nu pakte de sergeant de sokken.
“Dit zijn jullie sokken, daar moeten jullie 8 paar van hebben” brulde de sergeant en daarna stopte hij de sokken in mijn plunjebaal.
En zo ging het door tot we bijna alles gehad hadden. Ik keek eens naar de grond en zag daar alleen nog wat grote lappen liggen.
Er zijn al heel wat grapjes gemaakt over de legeronderbroeken, de meest bekende is dat de onderbroek zo groot is als een legertent. En ik kan zeggen . . . qua formaat kwam het aardig overeen.
Nu werd één van mijn onderbroeken omhoog gehouden, geheel ontvouwen en zover mogelijk uitgerekt. Een hele compagnie zou zich hier nu in kunnen verschuilen. Diezelfde compagnie stond nu te lachen om mijn onderbroek, die niet eens van mij is, maar van mijn Vaderland.
“Dit ding noemen ze onderbroek. Daar moet je er 15 van hebben. Je word geacht ze te hebben. Je hoeft ze niet te dragen, al is het wel aan te raden. In ieder geval is het niet mogelijk om hierin afgeknelde ballen op te lopen.”
Tja, zet wat verlate pubers bij elkaar, doe er wat onderbroekenlol bij en je hebt de lachers op je hand. De hele compagnie stond te lachen, de sergeant nog het hardst. Hij keek mij eens aan met een blik van ‘jij mij plagen, ik jou terugpakken’.
Daarna stopte de sergeant de legertenten . . . bedoel, onderbroeken in mijn plunjebaal.
Ik sloot mijn plunjebaal en keek de sergeant aan met de grootste glimlach die ik bezat.
“Bedankt voor het inpakken van mijn plunjebaal.” zei ik, “Ik heb nog nooit zo’n goede bediende gehad.”
Ik zag het lachende gezicht van de sergeant veranderen in een bedenkelijke uitdrukking. Ik gaf hem een knipoog, deed de plunjebaal op mijn rug en liep de cirkel uit.

Bij de kamerindeling lukten het Gijs en mij om op één kamer terecht te komen. We hadden een kamer op de hoek van het gebouw, compleet met een balkon. Er werd ons verteld dat we niet op het balkon mochten komen, want het was de vluchtroute voor als er brand was. De kamer was ook erg sober ingedeeld. Tegen elke zijmuur stond een bed en een kast, in totaal vier bedden per kamer. In het midden stond een tafel met formicablad en vier ongemakkelijke stoelen. Op de grond lag een versleten zeil.
De sergeant vertelde ons de huisregels. Ook vertelde hij dat het kastje altijd netjes uit moet zien. De sergeant keek mij eens aan en zei dat hij daar niet de buitenkant mee bedoelde.
Het bed moet altijd strak opgemaakt zijn als je er niet in ligt en tussen 09.00 uur en 17.00 uur mocht je niet op bed liggen, tenzij je ziek was en een briefje van de dokter had. Er borrelde bij mij een vraag, maar nog voor ik hem kon stellen, zei de sergeant dat ik mijn mond moest houden.
Met de woorden dat we vanaf 17.00 uur konden gaan eten, verliet hij de kamer.

Zo werd onze hele peloton geïnstalleerd en kwam de sergeant nog even bij iedereen langs om te vragen of er nog vragen zijn. Ik werd even meegenomen de gang in door de sergeant.
“Ik mag jouw soort humor wel.” zei de sergeant, “Maar hou er rekening mee dat er anderen zijn die het niet kunnen waarderen. Daar zou je nog wel eens moeilijkheden meer kunnen krijgen. Al heb ik het idee, dat jij dat lachend tegemoet zal zien.”
Ik keek de sergeant eens aan.
“Ik mag jou ook wel.” zei ik. “Maar ik ben niet van plan om 18 maanden in het leger te blijven. Sterker nog, ik wil weg zijn voor dat deze 3 maanden om zijn.”
“Er zijn veel die dat zeggen, maar het zijn er maar weinig die dat ook waarmaken. Ik zal je niet tegenwerken, maar hou je wel aan de regels.”
De sergeant draaide zich om en liep weg, het gebouw uit. Nu werd het tijd om kennis te maken met mijn medelotgenoten. Onze peloton bestond uit 32 mensen van allerlei pluimage en we kwamen vanuit het hele land.
Alleen Gijs en ik kwamen uit Amsterdam.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten