maandag 5 december 2011

Sporten

Voor ik in militaire dienst moest, deed ik al enige jaren aan sport. Ik deed aan boksen, straatvechten en aan volleybal. Bij de eerste twee sporten hoort een zware conditietraining en ik had toen een opperbeste conditie. Maar dat weet de sportsergeant niet . . .

De eerste keer dat we sport kregen, gingen we zaalvoetballen. Ik heb totaal niets met voetballen, ik kijk het ook zelden, maar ik heb er ronduit een hekel aan om zelf te moeten voetballen. Het duurde dan ook niet lang of ik zat langs de kant. De sportsergeant kwam bij mij en vroeg wat er aan de hand was. Ik vertelde hem dat ik niet zo’n sporter was en ik totaal geen uithoudingsvermogen had en nu dus even op adem moest komen. Hij vond dat niet nodig en ik moest maar een kerel zijn, tenslotte zat ik nu in militaire dienst. Ik ben opgestaan en ben weer in het veld gaan staan, maar veel stappen heb ik niet meer gezet. Mijn medespelers wisten het al snel en ik kreeg geen bal meer toegespeeld. Gelukkig waren mijn medespelers net zo fanatiek als ik. Alleen durfden zij niks te ondernemen om er onderuit te komen.
In de kleedkamer kregen we van de sportsergeant een hele preek te horen dat hij onze conditie belabberd vond en dat hij die de komende weken zou gaan opschroeven. Als we hem zouden geloven, zouden we als volleerde topatleten de kazerne verlaten.
Wat is het toch mooi dat zo’n sportsergeant dromen heeft . . .



Bij een andere keer sporten had de sportsergeant bedacht dat wij moesten gaan hardlopen. Straks, aan het eind van de 3 maanden, moeten we ook hardlopen, maar dan met volle bepakking. Nu mochten we het nog in onze sportkleding doen. De keren dat we daarop zouden gaan hardlopen, zouden we steeds meer gewicht mee moeten slepen, zodat we aan het eind van de 3 maanden met volle bepakking minstens 100 meter hard konden lopen.

De sportsergeant had er een hoop werk van gemaakt. Hij had buiten met linten op de grond een 100 meter lange baan aangelegd. Hier en daar stonden nog pylonen om aan te geven waar de linten op de grond lagen.
Met twee aan twee moesten we de 100 meter hard lopen. De sportsergeant gaf het startschot door op een fluitje te blazen, dan wist de korporaal aan de andere kant wanneer hij de stopwatches moest indrukken.
Ik was totaal niet slecht in hardlopen, al was het niet mijn sterkste punt. Maar ik had hier kenbaar gemaakt dat ik geen uithoudingsvermogen had, dus kon ik niet voluit gaan rennen. Eigenlijk kwam het er op neer dat ik de slechtste tijd had neergezet. Maar kon het niet laten om toch als een overwinnaar, met mijn armen in de lucht en een vreugdesprongetje, over de finishlijn te gaan.

Ook bij de tweede keer, helaas vond hij één keer niet genoeg, was mijn tijd weer niet al te best. Al had ik mijn eerste loop met enkele seconden verbeterd, de sportsergeant was niet tevreden.
Na afloop mocht iedereen naar de kleedkamer, behalve ik.
Mijn maten begonnen te lachen en ik lachte mee. Om mij ergens mee te pakken, moeten ze vroeger opstaan en op zijn minst zelfstandig kunnen denken.
“Ik weet zeker dat jij beter kan lopen dan dat je hebt laten zien.” zei de sportsergeant.
‘Hier komt weer een preek.’ dacht ik, maar die bleef uit.
“Ik ga naar de andere kant van de baan. Als ik het fluitsignaal geef, ga jij de 100 meter nog een keer lopen en dan wil ik dat jij je tijd met minstens 10 seconden verbeterd.”
Ik ben altijd heel goed geweest in het luisteren naar anderen, het opvolgen geeft alleen wat problemen. Alhoewel ik deze keer het letterlijk op zal volgen, al zijn mijn tijd dan eerder nog slechter zijn dan dat het zou verbeteren.
De sportsergeant rende naar de andere kant van de baan en ging er eens goed voor staan. Hij pakte zijn fluitje en floot er uit volle borst op.
Ik deed wat de sportsergeant had gezegd en liep in een kalme wandelgang naar de andere kant van de baan. De sergeant begon te brullen dat ik moest gaan rennen, maar door dat ene briefje wat ik van mijn arts had gekregen, kon ik hem niet verstaan.
Bij de finish kreeg ik een hele preek van de sportsergeant toegebruld. Zo beleefd als ik ben heb ik hem uit laten brullen. Na ongeveer 5 minuten was hij klaar. Kan ook zijn dat zijn stem het toen begeven had.
“Mag ik dan nu een paar dingen zeggen?” vroeg ik aan de sportsergeant.
“Ga je gang.” zei hij.
“Ten eerste: Ik heb in mijn hele leven nog nooit aan sport gedaan. Thuis, in het zogenaamde burgerleven, rol ik ‘s morgens mijn bed uit. Daarna rol ik mijn auto in en rij naar kantoor. Na kantoor rol ik de auto weer in en rij naar huis om vervolgens de hele avond voor de televisie te hangen en als ik ga slapen, rol ik mijn bed weer in. Verwacht dan niet dat ik hier opeens een toptijd kan neerzetten met hardlopen.”
De sergeant had weer wat stem gevonden, want hij begon weer te brullen tegen mij. Jammer voor hem, maar ik kan meer decibellen uit mijn strot persen als hem en brulde al snel dat hij erg onbeschoft bezig was. Dat ik hem ook uit had laten brullen en dat het nu mijn beurt was. Ik had hem overbluft, of overbrult, want hij werd stil.
“Ten tweede: het was mij hier al vrij snel duidelijk dat ik hier bevelen moet opvolgen. Ik heb net een bevel van jou opgevolgd. Ik moest het traject nog een keer over lopen. Lopen, niet over rennen. Dus geen gezeur dat ik niet luister, ik heb juist heel goed geluisterd. Ten derde: als je halverwege het traject opeens wat anders begint te brullen, dan worden het tegenstrijdige bevelen en weet ik niet wat ik doen moet. Ten vierde: Zou je niet meer zo tegen mij willen brullen, want ik heb een absoluut schiet- en lawaaiverbod.”
Ik pakte mijn absolute schiet- en lawaaibriefje van de dokter en liet het aan de sportsergeant zien. De sportsergeant bekeek het briefje eens, draaide zich toen om en liep weg.
“Mag ik nu ook naar de kleedruimte?” brulde ik de sportsergeant na.
Nu kon ik echt niet verstaan wat hij zei, maar ik ben maar naar de kleedruimte gegaan. De meeste maten waren allang klaar met omkleden, maar iedereen zat te wachten tot ik de kleedruimte in kwam. Allemaal wilde ze weten wat er gebeurd was, want ze hadden de sportsergeant nog nooit zo horen brullen. En de maten verwonderden zich dat ik daar nog boven uit kon komen. In grote lijnen vertelde ik hun het hele verhaal. Ook dat de sportsergeant niet meer tegen mij mag brullen, omdat ik een absoluut schiet- en lawaaiverbod heb en dat hij daarna weggelopen is.

Mijn maten verwonderden zich dat ik nog steeds geen strafcorvee of weekend blijven had gekregen. Om eerlijk te zijn . . . het verwonderde mij ook.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten