Nu het exerceren een stuk beter ging, waarschijnlijk omdat ik nog steeds niet mee mocht doen, waren we rijp om onze eerste veldoefening te gaan doen. Er werd ons meegedeeld dat we de rugzak mee moesten nemen, gevuld met alleen maar wat kleding. Onze waterfles moest gevuld mee. En onze uzi en gasmasker moesten ook mee. Dat noemden ze een ‘lichte bepakking’. Ik dacht even aan mijn vakantietrektochten, die zouden dan met super lichte bepakking zijn gedaan, want dan had ik geen uzi of gasmasker bij me.
Om de één of andere reden hadden we de bus gemist, want we moesten naar het oefenterrein lopen. Een tocht van ongeveer7 kilometer , als ik me goed herinner. Een wandeling die goed te doen was, al liepen we aardig voor Jan met de hele korte achternaam door de straten heen. De bewoners, die tussen de kazerne en het oefenterrein wonen, zullen het wel gewend zijn, maar wij nog niet. En naar mijn gevoel zal het nooit wennen ook.
Op het oefenterrein werd ons geleerd hoe wij ons over dat veld moesten bewegen. Soms moesten we zelfs op onze buik over de grond heen kruipen, iets wat ik nooit meer gedaan had sinds mijn moeder mij had leren lopen. En dan heet het opeens ‘tijgeren’. In mijn ogen blijft het gewoon een onzinnige bezigheid in vredestijd.
Maar goed, ik wilde geen spelbreker zijn en deed leuk mee. Ik begon er zelfs lol in te krijgen.
Ook de kunst van camoufleren werd ons bijgebracht. We moesten kleine takjes en grote bladeren zoeken, om die vervolgens in het netje te steken die om onze helmen heen zat. Met al die takjes en bladeren op je helm, mocht je tussen de struiken gaan zitten. En de sergeant gaat dan op een afstand staan kijken of hij je kan ontdekken. Heette dat in onze jeugd niet gewoon verstoppertje spelen?
Na de lunch werd het tijd voor serieuzere zaken, zei de sergeant. Ik wist niet dat zoiets bestond voor dienstplichtige militairen.
De sergeant deed zijn best om uit te leggen hoe een gasmasker werkte. De meesten hadden er geen ervaring mee, maar door mijn werkzaamheden gebeurde het nog wel eens dat ik met een gasmasker op aan het werk was. Tijdens het oefenen was ik ook steeds het snelste met het gasmasker opzetten. Ik was ook het snelste met het filter verwisselen.
Als laatste vertelde de sergeant ons dat als er “gas, gas, gas” werd geroepen, iedereen zijn gasmasker op moest zetten. Altijd leuk om te weten wanneer je hem op moet zetten, maar ik heb liever dat hij vertelde wanneer we het gasmasker weer af mochten zetten.
Nu zouden we weer teruggaan naar de kazerne, maar met een enorme omweg over het oefenterrein. Zo moesten wij leren om ons als een groep te verplaatsen over verschillende soorten terreinen. Hei, zand, bos, struiken . . . van alles en nog wat.
Tijdens het lopen tussen twee soorten begroeiingen in, dacht ik weer even aan het gasmasker. Ik vroeg aan Gijs wat er zou gebeuren als ik opeens “gas, gas,gas” zou roepen. Gijs had geen enkel idee, dus moest ik het wel roepen om er achter te komen.
“Gas, gas, gas.” riep ik uit volle borst.
Iedereen begon te lachen, behalve de sergeant.
“Kom op, jongens.” zei de sergeant, “Er is geroepen dat er gas is, dus zet jullie gasmaskers maar op.”
Het lachen verstomde en iedereen begon zijn gasmasker tevoorschijn te halen. Iedereen, behalve de sergeant en ik.
“Kom op, jij moet hem ook op.” zei de sergeant tegen mij.
“Waarom?” vroeg ik.
“Omdat er “gas, gas, gas” is geroepen.”
“Ja, en?”
“Dan moet jij je gasmasker opzetten. Je weet nooit of het een vals alarm is of niet.”
“Dat ben ik helemaal met je eens, maar toch zet ik hem niet op.”
“Waarom niet?” vroeg de sergeant verbaasd.
“Omdat jij veel duurder bent als een simpele dienstplichtige militair. En jij zet hem al niet eens op, dus waarom wij dan wel? Ik zal de mijne opzetten, als jij die van jou ook opzet. Je wilt het realistisch spelen, dan moet je er ook aan mee doen.”
“Daar heb je helemaal gelijk in.”
De sergeant pakte zijn gasmasker en ik volgde zijn voorbeeld.
“Kom op.” zei de sergeant, “Opzetten dan.”
“Ik hou je niet tegen. Ik hou mijn adem nog wel even in tot jij hem opgezet hebt.”
Ik zag een glimlach op de mond van de sergeant komen en hij gaf het bevel om de gasmaskers weer af te zetten.
Na het douchen op de kazerne, zaten we allemaal te wachten tot het 17.00 uur was, zodat we konden gaan eten. De sergeant kwam onze kamer ingelopen en kwam bij mij aan tafel zitten. Ik zag dat hij iets bedacht had om mij te pakken, want die glimlach van hem verraadde dat.
“Ik was het eigenlijk niet van plan, maar ik wil je toch even waarschuwen.”
“Waarvoor wil jij me waarschuwen dan?”
“Dat wat je vandaag deed, met je “gas, gas, gas”, voor jou een vervolg krijgt.”
“Ongetwijfeld. En je bent vast niet van plan om mij te vertellen wat het is.”
“Jawel.” zei de sergeant, “Ik wil jou een eerlijke kans geven.”
“Dat vind ik aardig van je.”
“Dat ben ik ook. Soms te aardig. Maar bereid je maar vast voor. En als ik jou was zou ik veel gaan oefenen, want jij bent mijn proefkonijn als we in de gaskamer zijn om met echt gas te oefenen. Dan zal ik de anderen laten zien wat er gebeurd als je gasmasker word afgetrokken en jij hem niet snel genoeg kan opzetten.”
“Is dat alles?” vroeg ik met een grote glimlach.
“Ja, dat is alles.” de sergeant liet een grote glimlach zien, “En geloof me, jij rent straks kokhalzend de gaskamer uit.”
“Ik weet zeker dat ik dat niet zal doen.”
“Je bent nogal erg overtuigd van je eigen kunnen.”
“Nee, hoor.” zei ik en ik gaf mijn absolute schiet- en lawaaiverbodbriefje aan mijn sergeant.
“Ja, die ken ik inmiddels. Maar in de gaskamer word niet geschoten.”
“Dat zou best zo kunnen zijn, maar kijk eens wat er op de achterkant van het briefje staat. En lees dan vooral punt nummer3.”
De sergeant keek op de achterkant van het briefje, keek daarna weer eens naar mij. Hij keek nogmaals op het briefje, legde hem toen neer en liep zonder wat te zeggen de kamer uit. De maten keken mij vreemd aan, ik zat schaterlachend aan tafel. Allemaal wilde ze weten wat er op het briefje stond. Ik pakte het briefje op en begon voor te lezen.
“Punt 3. Het is verboden om binnen een straal van500 meter van de schietbaan te komen.”
De maten keken mij bevreemd aan.
“Jullie weten niet waar de gaskamer staat?” vroeg ik.
Niemand wist het, want we waren nog nooit in de gaskamer geweest. Nog niet eens in de buurt van de gaskamer geweest.
“De gaskamer staat midden op de schietbaan en daar mag ik dus niet komen.”
Om de één of andere reden hadden we de bus gemist, want we moesten naar het oefenterrein lopen. Een tocht van ongeveer
Op het oefenterrein werd ons geleerd hoe wij ons over dat veld moesten bewegen. Soms moesten we zelfs op onze buik over de grond heen kruipen, iets wat ik nooit meer gedaan had sinds mijn moeder mij had leren lopen. En dan heet het opeens ‘tijgeren’. In mijn ogen blijft het gewoon een onzinnige bezigheid in vredestijd.
Maar goed, ik wilde geen spelbreker zijn en deed leuk mee. Ik begon er zelfs lol in te krijgen.
Ook de kunst van camoufleren werd ons bijgebracht. We moesten kleine takjes en grote bladeren zoeken, om die vervolgens in het netje te steken die om onze helmen heen zat. Met al die takjes en bladeren op je helm, mocht je tussen de struiken gaan zitten. En de sergeant gaat dan op een afstand staan kijken of hij je kan ontdekken. Heette dat in onze jeugd niet gewoon verstoppertje spelen?
Na de lunch werd het tijd voor serieuzere zaken, zei de sergeant. Ik wist niet dat zoiets bestond voor dienstplichtige militairen.
De sergeant deed zijn best om uit te leggen hoe een gasmasker werkte. De meesten hadden er geen ervaring mee, maar door mijn werkzaamheden gebeurde het nog wel eens dat ik met een gasmasker op aan het werk was. Tijdens het oefenen was ik ook steeds het snelste met het gasmasker opzetten. Ik was ook het snelste met het filter verwisselen.
Als laatste vertelde de sergeant ons dat als er “gas, gas, gas” werd geroepen, iedereen zijn gasmasker op moest zetten. Altijd leuk om te weten wanneer je hem op moet zetten, maar ik heb liever dat hij vertelde wanneer we het gasmasker weer af mochten zetten.
Nu zouden we weer teruggaan naar de kazerne, maar met een enorme omweg over het oefenterrein. Zo moesten wij leren om ons als een groep te verplaatsen over verschillende soorten terreinen. Hei, zand, bos, struiken . . . van alles en nog wat.
Tijdens het lopen tussen twee soorten begroeiingen in, dacht ik weer even aan het gasmasker. Ik vroeg aan Gijs wat er zou gebeuren als ik opeens “gas, gas,gas” zou roepen. Gijs had geen enkel idee, dus moest ik het wel roepen om er achter te komen.
“Gas, gas, gas.” riep ik uit volle borst.
Iedereen begon te lachen, behalve de sergeant.
“Kom op, jongens.” zei de sergeant, “Er is geroepen dat er gas is, dus zet jullie gasmaskers maar op.”
Het lachen verstomde en iedereen begon zijn gasmasker tevoorschijn te halen. Iedereen, behalve de sergeant en ik.
“Kom op, jij moet hem ook op.” zei de sergeant tegen mij.
“Waarom?” vroeg ik.
“Omdat er “gas, gas, gas” is geroepen.”
“Ja, en?”
“Dan moet jij je gasmasker opzetten. Je weet nooit of het een vals alarm is of niet.”
“Dat ben ik helemaal met je eens, maar toch zet ik hem niet op.”
“Waarom niet?” vroeg de sergeant verbaasd.
“Omdat jij veel duurder bent als een simpele dienstplichtige militair. En jij zet hem al niet eens op, dus waarom wij dan wel? Ik zal de mijne opzetten, als jij die van jou ook opzet. Je wilt het realistisch spelen, dan moet je er ook aan mee doen.”
“Daar heb je helemaal gelijk in.”
De sergeant pakte zijn gasmasker en ik volgde zijn voorbeeld.
“Kom op.” zei de sergeant, “Opzetten dan.”
“Ik hou je niet tegen. Ik hou mijn adem nog wel even in tot jij hem opgezet hebt.”
Ik zag een glimlach op de mond van de sergeant komen en hij gaf het bevel om de gasmaskers weer af te zetten.
Na het douchen op de kazerne, zaten we allemaal te wachten tot het 17.00 uur was, zodat we konden gaan eten. De sergeant kwam onze kamer ingelopen en kwam bij mij aan tafel zitten. Ik zag dat hij iets bedacht had om mij te pakken, want die glimlach van hem verraadde dat.
“Ik was het eigenlijk niet van plan, maar ik wil je toch even waarschuwen.”
“Waarvoor wil jij me waarschuwen dan?”
“Dat wat je vandaag deed, met je “gas, gas, gas”, voor jou een vervolg krijgt.”
“Ongetwijfeld. En je bent vast niet van plan om mij te vertellen wat het is.”
“Jawel.” zei de sergeant, “Ik wil jou een eerlijke kans geven.”
“Dat vind ik aardig van je.”
“Dat ben ik ook. Soms te aardig. Maar bereid je maar vast voor. En als ik jou was zou ik veel gaan oefenen, want jij bent mijn proefkonijn als we in de gaskamer zijn om met echt gas te oefenen. Dan zal ik de anderen laten zien wat er gebeurd als je gasmasker word afgetrokken en jij hem niet snel genoeg kan opzetten.”
“Is dat alles?” vroeg ik met een grote glimlach.
“Ja, dat is alles.” de sergeant liet een grote glimlach zien, “En geloof me, jij rent straks kokhalzend de gaskamer uit.”
“Ik weet zeker dat ik dat niet zal doen.”
“Je bent nogal erg overtuigd van je eigen kunnen.”
“Nee, hoor.” zei ik en ik gaf mijn absolute schiet- en lawaaiverbodbriefje aan mijn sergeant.
“Ja, die ken ik inmiddels. Maar in de gaskamer word niet geschoten.”
“Dat zou best zo kunnen zijn, maar kijk eens wat er op de achterkant van het briefje staat. En lees dan vooral punt nummer
De sergeant keek op de achterkant van het briefje, keek daarna weer eens naar mij. Hij keek nogmaals op het briefje, legde hem toen neer en liep zonder wat te zeggen de kamer uit. De maten keken mij vreemd aan, ik zat schaterlachend aan tafel. Allemaal wilde ze weten wat er op het briefje stond. Ik pakte het briefje op en begon voor te lezen.
“Punt 3. Het is verboden om binnen een straal van
De maten keken mij bevreemd aan.
“Jullie weten niet waar de gaskamer staat?” vroeg ik.
Niemand wist het, want we waren nog nooit in de gaskamer geweest. Nog niet eens in de buurt van de gaskamer geweest.
“De gaskamer staat midden op de schietbaan en daar mag ik dus niet komen.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten