In mijn vorige blog beschreef ik hoe ik mijn rijbewijs gehaald had en hoe blij mijn baas daarmee was. Nog geen maand later werden we met 5 man op een klus gestuurd. Natuurlijk verliep het één en ander anders dan gepland. Misschien dat hier wel de basis van mijn manier van reizen is begonnen.
Er moest een grote draaibank uit Zwolle gehaald worden. We gingen op pad met 5 man, een kraanwagen met machinist en bokhand, een grote uitschuifbare trailer en een busje met stophout en gereedschap. Ik reed met dat busje en kreeg een nieuwe medewerker mee. Het was voor die jongen, hij was van mijn leeftijd, zijn eerste werkdag. Voor hem een werkdag om nooit meer te vergeten. Het was ook zijn enige werkdag bij deze baas, alhoewel van werken niet veel kwam.
Iedereen kent vast wel het klaverblad bij Hoevelaken, het eerste grote klaverblad in Nederland. De kraanwagen reed voorop, daarachter de trailer en ik sloot de kleine colonne met het busje waar ik in reed. Het busje stond bekend als ‘het hoerenbusje’. Elke auto, van groot tot klein, had een vaste chauffeur, maar niet dit busje. Dit busje werd doorgaans gebruikt om onderdelen voor de garage te halen en iedereen reed er mee.
Op het klaverblad ging het een beetje mis. Niet met de kraanwagen en trailer, maar, zoals verwacht, wel met het busje. Op het klaverblad voelde het alsof het busje door zijn rechter achtervering zakte en busje werd onbestuurbaar. Ik zag de vangrail, de afscheiding tussen rechtdoor richting Apeldoorn en de afslag naar Utrecht en Zwolle, op mij afkomen en vlak voor ik hem zou raken wist ik het busje nog iets naar links te krijgen, zodat ik netjes op de vluchtstrook richting Apeldoorn tot stilstand kwam.
Het klamme zweet stond nog in mijn handen, toen mijn mobilofoon over ging. De chauffeur van de trailer, die ook mijn broer is, riep mij op en vroeg wat er gebeurd was en of zij moesten stoppen. Ik antwoordde dat ik geen idee had wat er gebeurd was en dat ze maar door moesten rijden. Ik zou het busje even controleren en ze dan wel weer inhalen.
Op kantoor kunnen ze alle gesprekken volgen over de mobilofoon en gelijk mengde de planner zich in dit gesprek. Maar ook hem kon ik niet wijzer maken dan dat ik was, want was het busje nog niet uitgeweest.
Er werd op het raam van mijn portier geklopt. Ik keek om en zag een man staan. Hij vroeg of alles goed was. Ik keek eens naar rechts en zag daar een jongen zitten die als een standbeeld voor zich uit keek. Ik antwoordde de man dat met mij alles goed was, maar met die jongen betwijfelde ik.
Op dat moment kwam er iemand aanlopen met een wiel in zijn handen. Ik stapte uit het busje en begon naar de achterkant te lopen en snapte gelijk waarom ik een man met een wiel zag lopen. Het was namelijk mijn achterwiel!
Op deze manier kon ik niet verder rijden, het zag er naar uit dat alle wielmoeren waren afgebroken.
Ergens moest ik wel lachen, ik zou richting Zwolle moeten, maar de auto stond richting Apeldoorn en mijn rechter achterwiel ging richting Utrecht. Volgens de man, die het wiel terug kwam brengen, netjes over de vluchtstrook.
Ik wist al hoe ze op kantoor zouden reageren en hoopte dat de baas er nog niet was. Maar ja, ik moet ze wel op de hoogte brengen, want het busje kan daar niet blijven staan en ik wil daar ook wel weer weg. De planner zei dat de bergingsauto nog even bezig was, maar met een uurtje of twee zou hij wel bij mij zijn.
De jongen die naast mij had gezeten hoorde het aan en zei dat hij daar echt niet op ging zitten wachten en hij pakte zijn spullen en liep weg. Hij stak de snelweg over en ging met zijn duim omhoog staan en al snel was hij verdwenen. Leuke eerste werkdag . . .
Het duurde bijna 4 uur voor de bergingsauto er was en na wat kunst en vliegwerk stond het busje op de bergingsauto en reden we weer richting de werf.
Op de werf kwam de baas gelijk al briesend naar mij toegesneld en begon te brullen dat ik de wielmoeren had moeten controleren voor ik wegging. Ik vroeg aan hem of hij dat ook elke dag deed met zijn auto en dat was genoeg om hem nog kwader te maken. Na enkele tientallen nieuwe woorden heb ik hem maar verteld dat hij blij mag zijn dat er zo weinig schade is en ik niet tegen andere voertuigen ben aangereden.
Nu ik toch op de werf liep en het bijna einde werkdag was geworden, liep ik nog even de garage in om te horen hoe het met het busje was. De monteur die ik sprak, vertelde mij dat het een wonder was dat ik nog zover was gekomen met het busje. Nog voor ik wegging was al bekend dat de ophanging van het rechterachterwiel niet goed meer was en de garage had aan het kantoor doorgegeven dat het busje niet meer de weg op mocht voor het gerepareerd was. Ik vroeg aan de monteur wanneer dat doorgegeven was aan kantoor en hij zei dat het een kleine week geleden was. De reden waarom hij nog niet gemaakt was, was dat ze aan het wachten waren op onderdelen.
In die tijd werd alles nog met formulieren gedaan die met de hand ingevuld werden en ik zocht, samen met de monteur, naar het formulier waar dit op stond en ook naar kantoor gestuurd was. Al snel vonden we het en het was inderdaad een kleine week geleden dat het was doorgegeven aan het kantoor. Ik pakte het formulier en liep naar kantoor. Ik ben rechtstreeks naar het kantoortje van de baas gelopen en kwam, geheel in zijn stijl, al briesend zijn kantoor binnen.
De baas dacht mij nog even af te kunnen troeven door nog harder tegen mij te gaan briesen, maar toen ik het formulier onder zijn neus propte en vertelde dat hij op deze manier toch wel erg slordig met de veiligheid van zijn personeel om ging, bond hij in en bekeek het formulier.
Na het een paar keer gelezen te hebben, ik kreeg het idee dat hij zijn leesbril was vergeten, pakte hij de telefoon en ontbood de desbetreffende planner om naar zijn kantoor te komen.
De planner kreeg bij binnenkomst gelijk het formulier onder zijn neus gepropt en werd hem om uitleg gevraagd. De planner probeerde nog er nog onderuit te komen door te vertellen dat hij dit formulier nog nooit gezien had, maar zijn handtekening stond er wel onder.
De baas begon, al briesend natuurlijk, te vertellen aan de planner wat er allemaal had kunnen gebeuren. Hij noemde van alles op, behalve wat er met de inzittenden, de gevluchte nieuwe collega en ik, had kunnen gebeuren, dus vulde ik dat nog maar even aan.
Nadat de planner, die de zwager van de baas was, weer het kantoor van de baas had verlaten, vroeg de baas aan mij om even te gaan zitten en vroeg hoe het met mij ging. Ik vertelde hem dat het prima met mij ging en ik graag nog eens zou rijden voor hem, want het beviel me wel. De baas gaf te kennen dat ik voorlopig niet in één van zijn auto’s zal rijden.
En hij heeft woord gehouden . . . de volgende dag reed ik met een ander busje naar de zelfde klus, want door de afwezigheid van mij en het materiaal was het niet gelukt om de machine op de trailer te krijgen en mochten we de volgende dag weer naar Zwolle. Alleen waren we nu met 4 man, de gevluchte nieuwe collega heeft niemand meer gezien.
Er moest een grote draaibank uit Zwolle gehaald worden. We gingen op pad met 5 man, een kraanwagen met machinist en bokhand, een grote uitschuifbare trailer en een busje met stophout en gereedschap. Ik reed met dat busje en kreeg een nieuwe medewerker mee. Het was voor die jongen, hij was van mijn leeftijd, zijn eerste werkdag. Voor hem een werkdag om nooit meer te vergeten. Het was ook zijn enige werkdag bij deze baas, alhoewel van werken niet veel kwam.
Iedereen kent vast wel het klaverblad bij Hoevelaken, het eerste grote klaverblad in Nederland. De kraanwagen reed voorop, daarachter de trailer en ik sloot de kleine colonne met het busje waar ik in reed. Het busje stond bekend als ‘het hoerenbusje’. Elke auto, van groot tot klein, had een vaste chauffeur, maar niet dit busje. Dit busje werd doorgaans gebruikt om onderdelen voor de garage te halen en iedereen reed er mee.
Op het klaverblad ging het een beetje mis. Niet met de kraanwagen en trailer, maar, zoals verwacht, wel met het busje. Op het klaverblad voelde het alsof het busje door zijn rechter achtervering zakte en busje werd onbestuurbaar. Ik zag de vangrail, de afscheiding tussen rechtdoor richting Apeldoorn en de afslag naar Utrecht en Zwolle, op mij afkomen en vlak voor ik hem zou raken wist ik het busje nog iets naar links te krijgen, zodat ik netjes op de vluchtstrook richting Apeldoorn tot stilstand kwam.
Het klamme zweet stond nog in mijn handen, toen mijn mobilofoon over ging. De chauffeur van de trailer, die ook mijn broer is, riep mij op en vroeg wat er gebeurd was en of zij moesten stoppen. Ik antwoordde dat ik geen idee had wat er gebeurd was en dat ze maar door moesten rijden. Ik zou het busje even controleren en ze dan wel weer inhalen.
Op kantoor kunnen ze alle gesprekken volgen over de mobilofoon en gelijk mengde de planner zich in dit gesprek. Maar ook hem kon ik niet wijzer maken dan dat ik was, want was het busje nog niet uitgeweest.
Er werd op het raam van mijn portier geklopt. Ik keek om en zag een man staan. Hij vroeg of alles goed was. Ik keek eens naar rechts en zag daar een jongen zitten die als een standbeeld voor zich uit keek. Ik antwoordde de man dat met mij alles goed was, maar met die jongen betwijfelde ik.
Op dat moment kwam er iemand aanlopen met een wiel in zijn handen. Ik stapte uit het busje en begon naar de achterkant te lopen en snapte gelijk waarom ik een man met een wiel zag lopen. Het was namelijk mijn achterwiel!
Op deze manier kon ik niet verder rijden, het zag er naar uit dat alle wielmoeren waren afgebroken.
Ergens moest ik wel lachen, ik zou richting Zwolle moeten, maar de auto stond richting Apeldoorn en mijn rechter achterwiel ging richting Utrecht. Volgens de man, die het wiel terug kwam brengen, netjes over de vluchtstrook.
Ik wist al hoe ze op kantoor zouden reageren en hoopte dat de baas er nog niet was. Maar ja, ik moet ze wel op de hoogte brengen, want het busje kan daar niet blijven staan en ik wil daar ook wel weer weg. De planner zei dat de bergingsauto nog even bezig was, maar met een uurtje of twee zou hij wel bij mij zijn.
De jongen die naast mij had gezeten hoorde het aan en zei dat hij daar echt niet op ging zitten wachten en hij pakte zijn spullen en liep weg. Hij stak de snelweg over en ging met zijn duim omhoog staan en al snel was hij verdwenen. Leuke eerste werkdag . . .
Het duurde bijna 4 uur voor de bergingsauto er was en na wat kunst en vliegwerk stond het busje op de bergingsauto en reden we weer richting de werf.
Op de werf kwam de baas gelijk al briesend naar mij toegesneld en begon te brullen dat ik de wielmoeren had moeten controleren voor ik wegging. Ik vroeg aan hem of hij dat ook elke dag deed met zijn auto en dat was genoeg om hem nog kwader te maken. Na enkele tientallen nieuwe woorden heb ik hem maar verteld dat hij blij mag zijn dat er zo weinig schade is en ik niet tegen andere voertuigen ben aangereden.
Nu ik toch op de werf liep en het bijna einde werkdag was geworden, liep ik nog even de garage in om te horen hoe het met het busje was. De monteur die ik sprak, vertelde mij dat het een wonder was dat ik nog zover was gekomen met het busje. Nog voor ik wegging was al bekend dat de ophanging van het rechterachterwiel niet goed meer was en de garage had aan het kantoor doorgegeven dat het busje niet meer de weg op mocht voor het gerepareerd was. Ik vroeg aan de monteur wanneer dat doorgegeven was aan kantoor en hij zei dat het een kleine week geleden was. De reden waarom hij nog niet gemaakt was, was dat ze aan het wachten waren op onderdelen.
In die tijd werd alles nog met formulieren gedaan die met de hand ingevuld werden en ik zocht, samen met de monteur, naar het formulier waar dit op stond en ook naar kantoor gestuurd was. Al snel vonden we het en het was inderdaad een kleine week geleden dat het was doorgegeven aan het kantoor. Ik pakte het formulier en liep naar kantoor. Ik ben rechtstreeks naar het kantoortje van de baas gelopen en kwam, geheel in zijn stijl, al briesend zijn kantoor binnen.
De baas dacht mij nog even af te kunnen troeven door nog harder tegen mij te gaan briesen, maar toen ik het formulier onder zijn neus propte en vertelde dat hij op deze manier toch wel erg slordig met de veiligheid van zijn personeel om ging, bond hij in en bekeek het formulier.
Na het een paar keer gelezen te hebben, ik kreeg het idee dat hij zijn leesbril was vergeten, pakte hij de telefoon en ontbood de desbetreffende planner om naar zijn kantoor te komen.
De planner kreeg bij binnenkomst gelijk het formulier onder zijn neus gepropt en werd hem om uitleg gevraagd. De planner probeerde nog er nog onderuit te komen door te vertellen dat hij dit formulier nog nooit gezien had, maar zijn handtekening stond er wel onder.
De baas begon, al briesend natuurlijk, te vertellen aan de planner wat er allemaal had kunnen gebeuren. Hij noemde van alles op, behalve wat er met de inzittenden, de gevluchte nieuwe collega en ik, had kunnen gebeuren, dus vulde ik dat nog maar even aan.
Nadat de planner, die de zwager van de baas was, weer het kantoor van de baas had verlaten, vroeg de baas aan mij om even te gaan zitten en vroeg hoe het met mij ging. Ik vertelde hem dat het prima met mij ging en ik graag nog eens zou rijden voor hem, want het beviel me wel. De baas gaf te kennen dat ik voorlopig niet in één van zijn auto’s zal rijden.
En hij heeft woord gehouden . . . de volgende dag reed ik met een ander busje naar de zelfde klus, want door de afwezigheid van mij en het materiaal was het niet gelukt om de machine op de trailer te krijgen en mochten we de volgende dag weer naar Zwolle. Alleen waren we nu met 4 man, de gevluchte nieuwe collega heeft niemand meer gezien.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten