Omdat we bij deze veldoefening kennis zouden gaan maken met de schietbaan en gaskamer, was besloten dat ik niet mee mocht.
Iets wat ik heel jammer vond, want nu mocht ik niet kilometers lopen, tijgeren door de struiken en met takjes en bladeren spelen. De schietbaan kon ik nu ook niet bewonderen. Ik mocht geen proefkonijn zijn van de sergeant. Niet kokhalzend de gaskamer verlaten, omdat de sergeant de gasmasker van mijn gezicht trekt.
Lang leve het absolute schiet- en lawaaiverbod !!
Ik had nog een goed boek liggen, dus ik zou me niet vervelen als de rest zich aan het afmatten was. Helaas had mijn sergeant hele andere plannen met me.
Ik moest mij melden bij de ‘sergeant van de dag’ en hij zou mij wel bezighouden. Ik hoopte dat ik ook nog enkele ideeën aan mocht dragen om mij bezig te houden. Ik vond zelf dat ik een geweldig idee had. Ik zou vandaag dan mijn bed gaan testen, want ik wil best wel eens weten hoe het is om op bed te liggen als het niet mag, dus tussen 09.00 uur en 17.00 uur. En onderwijl zou ik dan gelijk mijn boek kunnen lezen.
Jammer genoeg had de ‘sergeant van de dag’ heel iets anders in zijn hoofd om mij bezig te houden. Hij vertelde mij dat er beneden in de werkkast wel een bezem stond en dat ik de voetpaden rond de gebouwen mocht gaan vegen. Dat moest ik blijven doen tot ik mijn peloton weer op het terrein terug zag komen.
Nah . . .
Lekker dan . . .
Ik zou maar net achter een gebouw staan vegen en ze niet zien komen. Dan sta ik een week later nog te vegen.
Ik vond dat mijn soldij niet toereikend genoeg was om voor straatveger te gaan spelen, dus moest ik iets verzinnen om hier onderuit te komen.
In de werkkast, wat meer op een gewone kamer leek met veel spullen er in, vond ik een mooie, nieuwe bezem. Ik ben er mee naar buiten gelopen en ben naar een hoek van het gebouw gegaan. Daar heb ik de borstel achter de hoek van het gebouw gestoken en heb hard aan de steel getrokken. Na een paar flinke rukken was de borstel geheel gescheiden van de steel. Met deze twee onderdelen ben ik terug gelopen naar de ‘sergeant van de dag’. Ik vertelde hem dat ik zo niet kon vegen, de borstel viel steeds van de steel af. Zonder op te kijken van zijn werk, werd mij meegedeeld dat ik er handig uit zag en dat in de werkkast ook wel wat gereedschap ligt, zodat ik de bezem kon repareren.
In de werkkamer vond ik een snoeischaar. Daar kon ik mooi wat haren mee wegknippen, zodat ik er goed bij kan om de steel aan de borstel te maken. Maar dat was niet voldoende, want het zat nog erg los. Dus zocht ik de zo groot mogelijke spijker op en maakte daarmee de borstel aan de steel vast.
Nou ja . . . Dat had gewerkt als het hout van de borstel, en van de steel, niet gebarsten raakte door de grote spijker.
Het zag er erg goed geslaagd uit. Een borstel waar alleen nog aan de uiteinden nog een aantal haren stonden, het middenstuk was helemaal kaal geknipt, en de gebarsten borstel en steel. En het bleef nog aan elkaar zitten ook.
Ik was helemaal tevreden met mijn werk, hier viel echt niet meer mee te vegen.
Met mijn kunstwerk ben ik teruggelopen naar de ‘sergeant van de dag’ en vertelde hem dat ik waarschijnlijker handiger uit zag dan dat ik daadwerkelijk was, want het repareren was niet helemaal gelukt.
De ‘sergeant van de dag’ keek op van zijn werk.
Hij bekeek mijn kunstwerk eens.
Daarna keek hij mij aan.
“Je bent inderdaad net zo erg als dat je sergeant zegt.” zei hij met een diepe zucht, “Ik heb, net als jouw sergeant, bewondering voor je. Elke keer weet je weer wat te verzinnen, waar soms hele originele dingen bij zijn.”
De ’sergeant van de dag’ wees naar de bezem.
“Tja . . . Ik kan er ook niks aan doen dat ik niet zo handig bent.”
“Het is wel goed met je. Ga maar naar je kamer en vermaak jezelf maar.”
Ik ben nog even langs de werkkast gelopen om met een sierlijke worp de bezem naar binnen te smijten.
Languit op bed, boek in de hand . . .zo kan ik de dag wel doorkomen.
Eigenlijk mag het niet, maar de stoelen die het leger bij de kamer levert, zitten niet echt lekker als je daar uren op moet gaan zitten. En om te voorkomen dat ik weer een briefje bij de arts moet gaan halen, omdat ik mijn houding niet meer kan veranderen, ben ik heerlijk op bed gaan liggen. Ik zie de arts nog net niet dagelijks, maar meer dan dat hij leuk vind in ieder geval wel.
Met de hoeveelheid briefjes kan ik een aardig kwartetspel in elkaar flansen.
Ik heb diverse briefjes waardoor ik alleen nog maar de theorielessen mag volgen.
Omdat ik last heb van mijn rechter bovenarm, mag ik niet sporten. Ook niet zwemmen en mag zelf mijn uzi niet te lang vasthouden in mijn rechter hand.
Omdat ik heel snel door mijn enkel heen ga, mag ik geen lange afstanden lopen. Ik mag zelf bepalen of ik de legerkisten aan doe, of dat ik makkelijkere schoenen draag.
Omdat ze nog steeds niet weten of ik wel echt doof ben, mag ik met de meeste veldtochten niet mee. Of in de buurt van de schietbaan komen. En als er bij een veldtocht niet geschoten gaat worden, dan heb ik dat briefje van mijn enkel nog.
Opeens staat de ‘sergeant van de dag’ in de deuropening van mijn kamer. Hij ziet mij op bed liggen.
“Je weet dat het verboden is om tussen 09.00 uur en 17.00 uur op bed te liggen. Dus haal die luie reet van het bed af en ga aan tafel zitten.”
“Dat zie je verkeerd, ik zit aan tafel.” zei ik zonder van mijn boek op te kijken.
“Ik zie het goed, jij ligt op bed.”
Ik worstel me even los van het boek en kijk naar de tafel met formicablad en lege stoelen die om de tafel heen staan.
“Vreemd. Ik zie mezelf toch echt daar aan de tafel zitten.”
Ik hoor een diepe zucht.
“Als ik er een bevel van maak en jij blijft toch op bed liggen, mag je het hele weekend hier blijven.”
“En dan denk jij dat ik nu van de stoel op ga staan, in de houding gaat springen en ga smeken of ik alsjeblieft naar huis mag van het weekend? Dacht het niet. Kom ik jou lekker plagen van het weekend. Lijkt mij ook wel leuk.”
Uit het gemompel van de sergeant viel op te maken dat hij dat weekend ook dienst had en geen zin had om mij erbij te hebben.
“Ik ben blij dat je verstandig bent geworden.” zei de sergeant, “En dat je aan tafel bent gaan zitten.”
Hij draaide zich om en liep weg, mij op mijn bed achterlatend.
Ik had mijn boek nog niet uit toen de rest van het peloton terug kwam van de veldoefening.
Ik hoop dat er snel weer een veldoefening is, want mijn boek was wel erg spannend.
Iets wat ik heel jammer vond, want nu mocht ik niet kilometers lopen, tijgeren door de struiken en met takjes en bladeren spelen. De schietbaan kon ik nu ook niet bewonderen. Ik mocht geen proefkonijn zijn van de sergeant. Niet kokhalzend de gaskamer verlaten, omdat de sergeant de gasmasker van mijn gezicht trekt.
Lang leve het absolute schiet- en lawaaiverbod !!
Ik had nog een goed boek liggen, dus ik zou me niet vervelen als de rest zich aan het afmatten was. Helaas had mijn sergeant hele andere plannen met me.
Ik moest mij melden bij de ‘sergeant van de dag’ en hij zou mij wel bezighouden. Ik hoopte dat ik ook nog enkele ideeën aan mocht dragen om mij bezig te houden. Ik vond zelf dat ik een geweldig idee had. Ik zou vandaag dan mijn bed gaan testen, want ik wil best wel eens weten hoe het is om op bed te liggen als het niet mag, dus tussen 09.00 uur en 17.00 uur. En onderwijl zou ik dan gelijk mijn boek kunnen lezen.
Jammer genoeg had de ‘sergeant van de dag’ heel iets anders in zijn hoofd om mij bezig te houden. Hij vertelde mij dat er beneden in de werkkast wel een bezem stond en dat ik de voetpaden rond de gebouwen mocht gaan vegen. Dat moest ik blijven doen tot ik mijn peloton weer op het terrein terug zag komen.
Nah . . .
Lekker dan . . .
Ik zou maar net achter een gebouw staan vegen en ze niet zien komen. Dan sta ik een week later nog te vegen.
Ik vond dat mijn soldij niet toereikend genoeg was om voor straatveger te gaan spelen, dus moest ik iets verzinnen om hier onderuit te komen.
In de werkkast, wat meer op een gewone kamer leek met veel spullen er in, vond ik een mooie, nieuwe bezem. Ik ben er mee naar buiten gelopen en ben naar een hoek van het gebouw gegaan. Daar heb ik de borstel achter de hoek van het gebouw gestoken en heb hard aan de steel getrokken. Na een paar flinke rukken was de borstel geheel gescheiden van de steel. Met deze twee onderdelen ben ik terug gelopen naar de ‘sergeant van de dag’. Ik vertelde hem dat ik zo niet kon vegen, de borstel viel steeds van de steel af. Zonder op te kijken van zijn werk, werd mij meegedeeld dat ik er handig uit zag en dat in de werkkast ook wel wat gereedschap ligt, zodat ik de bezem kon repareren.
In de werkkamer vond ik een snoeischaar. Daar kon ik mooi wat haren mee wegknippen, zodat ik er goed bij kan om de steel aan de borstel te maken. Maar dat was niet voldoende, want het zat nog erg los. Dus zocht ik de zo groot mogelijke spijker op en maakte daarmee de borstel aan de steel vast.
Nou ja . . . Dat had gewerkt als het hout van de borstel, en van de steel, niet gebarsten raakte door de grote spijker.
Het zag er erg goed geslaagd uit. Een borstel waar alleen nog aan de uiteinden nog een aantal haren stonden, het middenstuk was helemaal kaal geknipt, en de gebarsten borstel en steel. En het bleef nog aan elkaar zitten ook.
Ik was helemaal tevreden met mijn werk, hier viel echt niet meer mee te vegen.
Met mijn kunstwerk ben ik teruggelopen naar de ‘sergeant van de dag’ en vertelde hem dat ik waarschijnlijker handiger uit zag dan dat ik daadwerkelijk was, want het repareren was niet helemaal gelukt.
De ‘sergeant van de dag’ keek op van zijn werk.
Hij bekeek mijn kunstwerk eens.
Daarna keek hij mij aan.
“Je bent inderdaad net zo erg als dat je sergeant zegt.” zei hij met een diepe zucht, “Ik heb, net als jouw sergeant, bewondering voor je. Elke keer weet je weer wat te verzinnen, waar soms hele originele dingen bij zijn.”
De ’sergeant van de dag’ wees naar de bezem.
“Tja . . . Ik kan er ook niks aan doen dat ik niet zo handig bent.”
“Het is wel goed met je. Ga maar naar je kamer en vermaak jezelf maar.”
Ik ben nog even langs de werkkast gelopen om met een sierlijke worp de bezem naar binnen te smijten.
Languit op bed, boek in de hand . . .zo kan ik de dag wel doorkomen.
Eigenlijk mag het niet, maar de stoelen die het leger bij de kamer levert, zitten niet echt lekker als je daar uren op moet gaan zitten. En om te voorkomen dat ik weer een briefje bij de arts moet gaan halen, omdat ik mijn houding niet meer kan veranderen, ben ik heerlijk op bed gaan liggen. Ik zie de arts nog net niet dagelijks, maar meer dan dat hij leuk vind in ieder geval wel.
Met de hoeveelheid briefjes kan ik een aardig kwartetspel in elkaar flansen.
Ik heb diverse briefjes waardoor ik alleen nog maar de theorielessen mag volgen.
Omdat ik last heb van mijn rechter bovenarm, mag ik niet sporten. Ook niet zwemmen en mag zelf mijn uzi niet te lang vasthouden in mijn rechter hand.
Omdat ik heel snel door mijn enkel heen ga, mag ik geen lange afstanden lopen. Ik mag zelf bepalen of ik de legerkisten aan doe, of dat ik makkelijkere schoenen draag.
Omdat ze nog steeds niet weten of ik wel echt doof ben, mag ik met de meeste veldtochten niet mee. Of in de buurt van de schietbaan komen. En als er bij een veldtocht niet geschoten gaat worden, dan heb ik dat briefje van mijn enkel nog.
Opeens staat de ‘sergeant van de dag’ in de deuropening van mijn kamer. Hij ziet mij op bed liggen.
“Je weet dat het verboden is om tussen 09.00 uur en 17.00 uur op bed te liggen. Dus haal die luie reet van het bed af en ga aan tafel zitten.”
“Dat zie je verkeerd, ik zit aan tafel.” zei ik zonder van mijn boek op te kijken.
“Ik zie het goed, jij ligt op bed.”
Ik worstel me even los van het boek en kijk naar de tafel met formicablad en lege stoelen die om de tafel heen staan.
“Vreemd. Ik zie mezelf toch echt daar aan de tafel zitten.”
Ik hoor een diepe zucht.
“Als ik er een bevel van maak en jij blijft toch op bed liggen, mag je het hele weekend hier blijven.”
“En dan denk jij dat ik nu van de stoel op ga staan, in de houding gaat springen en ga smeken of ik alsjeblieft naar huis mag van het weekend? Dacht het niet. Kom ik jou lekker plagen van het weekend. Lijkt mij ook wel leuk.”
Uit het gemompel van de sergeant viel op te maken dat hij dat weekend ook dienst had en geen zin had om mij erbij te hebben.
“Ik ben blij dat je verstandig bent geworden.” zei de sergeant, “En dat je aan tafel bent gaan zitten.”
Hij draaide zich om en liep weg, mij op mijn bed achterlatend.
Ik had mijn boek nog niet uit toen de rest van het peloton terug kwam van de veldoefening.
Ik hoop dat er snel weer een veldoefening is, want mijn boek was wel erg spannend.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten