zaterdag 28 januari 2012

De Stormbaan

Na enkele weken kregen we onverwacht de stormbaan. Geen tijd meer voor mij om even langs een arts te gaan om een benodigd briefje te halen zodat ik de stormbaan niet hoefde te doen. Ik was dus de pisang, net als het hele peloton.

Onder begeleiding van de sportsergeant werden we over de stormbaan heen geloosd. Bij elk onderdeel deed de sportsergeant het voor en daarna mochten wij het doen. En we bleven het doen, tot iedereen het goed deed en dan gingen we naar het volgende onderdeel.
Het nadeel was dat als één persoon het niet goed deed, het hele peloton het over moest doen. Als ik hier een geintje zou uithalen, zou het hele peloton de dupe zijn en dat is niet mijn bedoeling. Sergeantje plagen is leuk, maar niet als het peloton daar de dupe van word. Ik was niet de beste, zo goed deed ik nu ook mijn best niet, maar ik zorgde er wel voor, dat door mijn capriolen het hele peloton het niet nog een keer moest doen.

De sportsergeant wist nog wie ik was (zie Sporten) en hij liet ook duidelijk merken dat hij mij niet mocht. Als er een vrijwilliger nodig was, wees hij mij aan. En hij deed ook zijn uiterste best om er voor te zorgen dat ik het fout deed. Ik gunde hem zijn lol, mijn tijd komt nog wel. Ik wist niet dat het nog op dezelfde dag was, op dezelfde stormbaan.

We kwamen bij een ding aan wat uit twee palen met een touw ertussen bestond. Het touw hing ongeveer op 3 meter van de grond. Het was de bedoeling dat je aan de ene kant in de paal klom, dan via het touw naar de andere kant ging en dan bij de andere paal weer naar beneden.
De sportsergeant dacht leuk te zijn, maar ik vond het zeer beledigend. Niet alleen naar mij, maar naar het hele peloton. Hij vond ons zulke slappe ezels (na al die jaren weet ik die woorden nog steeds) dat hij er over dacht om ons allemaal een onvoldoende te geven voor dit onderdeel. Onderwijl dat hij dat zei, keek hij alleen mij aan.
Ik werd weer zijn eerste vrijwilliger om dit onderdeel te doen.
Ik weigerde.
De sportsergeant keek mij aan.
Ik zag de blik in zijn ogen veranderen.
Hij werd kwaad.
“Jij mag best weigeren, als je het maar doet.” brieste hij mij toe.
“Mooi, dan weiger ik niet, dan hoef ik het niet te doen.” beet ik hem terug.
De sportsergeant kwam vlak voor me staan, onze neuzen raakten elkaar bijna, en begon te brullen tegen mij.
“Als ik zeg dat jij dit onderdeel gaat doen, dan doe jij dit onderdeel.”
“Als ik zeg dat ik weiger,” brulde ik nog harder terug, “dan weiger ik ook echt. Daar kan een halfbakken sergeant niks aan veranderen.”
“Ik zeg dat jij dit gaat doen.”
“En ik zeg nog steeds dat ik weiger.”
De sportsergeant deed zijn mond nog een keer open, maar bedacht zich. Even hield hij zich stil.
“Ga maar naar de kleedkamer.” fluisterde hij op kwade toon.
Ik draaide mij om en liep weg.

In de kleedkamer bedacht ik me dat ik nu wel kon gaan douchen. Nu was er nog voldoende warm water. Als het hele peloton gaat douchen, is het warme water binnen 5 minuten op. Nu kon ik lekker uitgebreid, en warm, douchen. Na het douchen heb ik mijn gewone militaire kloffie aangedaan. Op een bankje in de kleedkamer zat ik te wachten tot de rest van de peloton kwam.

Na een half uurtje kwam het peloton binnengewandeld. Ik vroeg of ze nog gestraft waren om mijn weigering, maar dat was gelukkig niet zo. Het leek zelfs wel of de sportsergeant nu milder was geworden.
De sportsergeant kwam nu ook binnen gelopen.
“Wie heeft jou gezegd dat jij je om mocht kleden?” brulde hij luidkeels door de kleedkamer heen.
“Jij.” brulde ik terug.
“Ik heb het mezelf niet horen zeggen.” brieste de sportsergeant.
“Jij stuurde mij naar de kleedkamer. Die zijn gemaakt om je om te kleden, dus dat heb ik gedaan.”
“Jij blijft hier zitten tot ik je roep.”
Ik vond het best. Of ik nu hier zat, of op de kamer. In beide gevallen kon ik zitten.

De rest van het peloton was allang klaar en weg uit de kleedkamer. De sportsergeant deed het deurtje van zijn kantoor open en riep mij binnen. Nadat hij de deur van het kantoortje weer gesloten had, begon hij op gewone toon tegen mij te praten.
“Ik weet zeker dat jij het kan.”
“Dat vind ik heel fijn voor je, maar ik kan je verzekeren dat ik het nooit zal doen.”
“En waarom weet jij zo zeker dat jij het nooit zal doen?”
“Omdat ik hoogtevrees heb. Ik durf niet eens op een krant te staan, bij wijze van spreken.”
Tjee, ik wist niet dat ik hoogtevrees had. En dat ik er hier, bij de luchtmacht, er achter moest komen. Vanaf de grond nog wel . . .
“Maar, weet je.” begon de sportsergeant, “Straks, bij de grote eindoefening, moet je het ook doen. Anders kan je deze opleiding niet afronden.”
“Dan zal ik deze opleiding nooit afronden. Dan blijf ik mijn hele diensttijd wel hier.”
“Nee, na drie maanden moet je hier weg. Dan komt de volgende lichting weer.”
“En waar ga ik dan heen?”
“Ik heb geen idee. Dit is nog nooit voorgekomen bij mij.”
Even bleef het stil en keken we alleen maar elkaar aan.
“Ga maar.” zei de sportsergeant met een armgebaar, “Ik wil je nooit meer zien.”
Even overwoog ik om te vragen waarom hij mijn niet meer wilde zien, maar ben maar zonder te vragen waarom hij mij niet meer wilde zien zijn kantoortje uitgelopen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten