Ik heb in mijn jeugd nog net het staartje van de hippietijd mee mogen maken. Mijn ouders trachten hun kinderen normaal en netjes op te voeden. Dat betekende ook dat we op zondag naar opa gingen. Netjes in een pak met wit overhemdje en stropdasje.
Nu heb ik het voordeel dat mijn broer drie jaar ouder is dan mij, dus toen de teugels wat losser werden voor hem, werd het voor mij ook makkelijker.
Zo werd de verplichte haardracht, model ‘bloempot’, afgeschaft en mochten wij, de lieve kinderen, het zelf bepalen. Zodra ik in de gaten had dat mijn broer zijn haar lang liet groeien, wilde ik dat ook en een paar jaar later had ik een lange bos haar met grove krullen op mijn hoofd. De lengte van mijn haar reikte tot mijn ellebogen.
De hoofdmeester, die ook de zesde klas onder zijn hoede had, op de lagere school vond het maar niks en dat liet hij ook duidelijk merken. Als de klas in tweeën werd gedeeld, in een meisjes- en jongensgroep, werd ik elke keer weer ‘per ongeluk’ eerst bij de meisjes ingedeeld. Om vervolgens daar een flauw grapje over te maken. De meeste kinderen begrepen het niet eens en ik gaf er niks om. Als hij er lol in had, speelde ik wel mee.
De eerste dag op de middelbare school was erg leuk. Ik, als verse bakvis, de weg niet wetend in het grote pand waar twee middelbare scholen in waren gevestigd. De eerste les was al begonnen en ik liep nog op de gang, op zoek naar het juiste leslokaal. Misschien kwam het ook wel omdat ik pas op school kwam nadat de eerste les was begonnen.
Op de gang kwam ik een leraar tegen. Maar nog voor ik hem kon vragen waar mijn klas was, begon hij al tegen mij te praten.
“Dag, meisje.” zei de leraar, “Wat doe jij nu nog op de gang? De lessen zijn al begonnen, hoor.”
“Dag, mevrouw.” zei ik beleefd terug, “Ik weet het, maar kan mijn lokaal niet vinden.”
Het bleek dat wij op weg waren naar hetzelfde lokaal. Hij was mijn leraar voor het eerste uur en ook hij was te laat.
Dezelfde leraar bleek ook mijn klasseleraar te zijn. Een soort vertrouwenspersoon op school. Ik heb het altijd goed met die man kunnen vinden. Dat scheelde me nog wel eens in het nablijven en/of strafwerk.
Ongeveer twee maanden later hadden we een werkweek. Dat was bedoeld om elkaar beter te leren kennen. Zowel leerlingen onderling, als de leerlingen met de leraren en leraressen.
Veel geld was er schijnbaar niet, want wij moesten zelf naar een jeugdherberg fietsen. Met zo’n zooitje ongeregeld was dat een hele dagtaak, maar aan het eind van de middag waren we op de plaats van bestemming.
Aan het eind van de tweede avondmaal, vroeg de uitbater van de herberg, ook wel ‘vader’ genaamd, even de aandacht. Zijn medewerker, die hij ‘zoon’ noemde, was ziek en hij zou graag zien dat iedereen zijn eigen vuile vaat naar achteren bracht.
Nu vind ik een hoop leuk, maar om gratis en voor niets te gaan werken, al is het mijn eigen vuile bord naar achteren brengen, vind ik niets aan en was dan ook niet van plan om aan de wens van de ‘vader’ te voldoen.
De klasseleraar vond dat ik dat best wel kon doen en zei dat ook tegen mij.
“Heeft die man dan nooit gehoord van uitzendbureaus?” vroeg ik aan mijn klasseleraar.
Maar helaas, wat ik ook in bracht, ik verloor de strijd en moest iets naar achteren brengen van de klasseleraar. Ik weet wanneer ik de strijd verloren heb, dus stond ik op van mijn stoel en pakte een zoutvaatje van tafel om naar achteren te brengen.
Toen ik langs de klasseleraar liep, pakte hij mij beet en trok mij bij hem op schoot.
“Je bent ook een lekkere meid.” zei hij met een grote glimlach.
Hij wist in middels na de eerste ontmoeting dat ik een jongen was. Een jongen die niet op zijn bekkie was gevallen en ook niet te beroerd was om dat bekkie te openen.
“Als je dat nog een keer zegt, zal ik maatregelen moeten treffen.”
“Wat voor maatregelen?” wilde de klasseleraar weten.
“Wat voor maatregelen?” wilde de klasseleraar weten.
“Daar kom je dan wel achter.” was mijn enige antwoord.
Ik wilde weer van zijn schoot afgaan, want om nu bij een volwassen kerel op schoot te zitten . . .
Maar de klasseleraar hield mij vast en keek mij lachend aan.
“Je bent toch een lekkere meid.” zei hij nu voor de tweede keer.
Ik begon te glimlachen en keek de klasseleraar aan. Daarna draaide ik het dopje van het zoutvaatje af en gooide de inhoud, het potje zat nog helemaal vol, in het haar van de klasseleraar.
De klasseleraar reageerde heftig. Ik werd van zijn schoot geworpen en hij stond kwaad op. Zijn collega’s begonnen te lachen. Dat maakte de klasseleraar nog kwader. Ik werd naar de kamer gestuurd en mocht er pas weer uit komen als hij het goed vond.
Ik zat nog geen vijf minuten op de kamer toen de klasseleraar binnen kwam gelopen. Samen met een vrouwelijke collega. De vrouwelijke collega nam gelijk het woord.
De klasseleraar reageerde heftig. Ik werd van zijn schoot geworpen en hij stond kwaad op. Zijn collega’s begonnen te lachen. Dat maakte de klasseleraar nog kwader. Ik werd naar de kamer gestuurd en mocht er pas weer uit komen als hij het goed vond.
Ik zat nog geen vijf minuten op de kamer toen de klasseleraar binnen kwam gelopen. Samen met een vrouwelijke collega. De vrouwelijke collega nam gelijk het woord.
“Waarom deed je dat?” wilde ze weten.
“Omdat hij mij voor de tweede keer meisje noemde. En hij weet best dat ik een jongen ben.”
“Maar zo erg is dat toch niet?” vroeg de lerares weer.
“Maar zo erg is dat toch niet?” vroeg de lerares weer.
Ik vertelde haar wat er op de eerste schooldag was gebeurd en ook dat ik hem vanavond gewaarschuwd had dat hij het niet nog een keer moest doen. Dat hij het dan toch deed, was dan voor zijn rekening.
De lerares keek de klasseleraar aan en ik kon zien dat zij moeite had om haar lachen in te houden. Langzaam gingen ook de mondhoeken van de klasseleraar omhoog.
“Ik zal je geen meisje meer noemen.” zei de klasseleraar lachend, “En nu ga ik het zout uit mijn haar wassen.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten