Het was nog in de tijd dat ik met zware machines stoeide, toen dit voorval zich voor deed. We waren met een ploeg bij een bedrijf om een machine van circa 40 ton naar binnen te brengen. Natuurlijk past zo’n machine niet door een deur heen. Een aannemer had een stuk muur uit de zijkant van het pand gehaald en daar zou de machine door naar binnen moeten. De vloer van de fabriek was ongeveer een halve meter hoger dan de straat, dus maakte we buiten een stellage om zo de machine naar binnen te kunnen brengen. Maar door die stellage was de hele straat over de breedte bezet. Bij de gemeente was een vergunning aangevraagd voor een afsluiting van de straat. Een probleem leverde dat niet op, want de straat was al verboden voor auto’s, het was een soort verbindingsstraat tussen een woonwijk en een winkelgebied. Voornamelijk gebruikt door voetgangers en fietsers.
De machine was al binnen en we waren bezig om hem van de karren af te halen en hem op de grond neer te zetten. We hadden nog een stuk gereedschap nodig en ik zou dat wel even gaan halen.
Ik loop via dat gat in de muur naar buiten en zie dat er een man met zo’n rood/witte stok tegen onze stellage staat te meppen. Tja, de stellage is net zo breed als de straat, er omheen lopen kon dus niet. Het was duidelijk te zien dat deze man hierdoor totaal de weg kwijt was en niet wist wat hij moest doen.
Ondanks dat ik wist dat er binnen 4 collega’s op mij stonden te wachten, liep ik naar de man toe en vroeg of ik iets voor hem kon doen. Hij vroeg wat er hier aan de hand was, want dit was er anders nooit. Ik legde de man uit wat wij aan het doen waren en ik zag zijn gezicht betrekken, want hij kreeg het idee dat hij er voorlopig niet door kon. Ik bood hem aan om hem over de stellage heen te helpen. De man zag dat eigenlijk niet zitten en zei dat dan ook. Maar op mijn aandringen liet hij me toch helpen. Zonder al te veel moeite had ik de man over de stellage heen en liep weer weg.
De man riep mij terug, want door dit was hij de tel kwijt van zijn stappen en wist hij niet welke kant hij nu op moest. Ik liep weer naar hem toe en vroeg hoe ik hem verder nog kon helpen. De man vroeg of ik hem naar de hoek van de straat kon brengen en dan zou hij het wel weer weten. Gearmd liepen we zo naar het einde van de straat. Onderwijl praatte we wat en op de hoek waren we zo druk in gesprek dat ik nog een klein kwartiertje heb staan praten met de man.
Opeens schoot het mij te binnen dat ik hier was om te werken en dat er 4 collega’s binnen op mij stonden te wachten. Ik verontschuldigde mij bij de man en liep weer terug. Ik pakte het stuk gereedschap wat we nodig hadden uit de auto en liep weer naar binnen.
De collega’s waren er allemaal op hun gemak bij gaan zitten en vroegen of ik soms verdwaald was. Ik antwoordde dat niet ik, maar een andere man de weg kwijt was. Natuurlijk wilde zij het verhaal van mij horen en bleven gewoon zitten waar ze zaten.
Ik begon mijn verhaal met: “Er stond buiten een blinde man wezenloos voor hem uit te staren . . .”
Verder kwam ik niet met mijn verhaal, de collega’s begonnen hard te lachen en ik kreeg door wat ik had gezegd.
De machine was al binnen en we waren bezig om hem van de karren af te halen en hem op de grond neer te zetten. We hadden nog een stuk gereedschap nodig en ik zou dat wel even gaan halen.
Ik loop via dat gat in de muur naar buiten en zie dat er een man met zo’n rood/witte stok tegen onze stellage staat te meppen. Tja, de stellage is net zo breed als de straat, er omheen lopen kon dus niet. Het was duidelijk te zien dat deze man hierdoor totaal de weg kwijt was en niet wist wat hij moest doen.
Ondanks dat ik wist dat er binnen 4 collega’s op mij stonden te wachten, liep ik naar de man toe en vroeg of ik iets voor hem kon doen. Hij vroeg wat er hier aan de hand was, want dit was er anders nooit. Ik legde de man uit wat wij aan het doen waren en ik zag zijn gezicht betrekken, want hij kreeg het idee dat hij er voorlopig niet door kon. Ik bood hem aan om hem over de stellage heen te helpen. De man zag dat eigenlijk niet zitten en zei dat dan ook. Maar op mijn aandringen liet hij me toch helpen. Zonder al te veel moeite had ik de man over de stellage heen en liep weer weg.
De man riep mij terug, want door dit was hij de tel kwijt van zijn stappen en wist hij niet welke kant hij nu op moest. Ik liep weer naar hem toe en vroeg hoe ik hem verder nog kon helpen. De man vroeg of ik hem naar de hoek van de straat kon brengen en dan zou hij het wel weer weten. Gearmd liepen we zo naar het einde van de straat. Onderwijl praatte we wat en op de hoek waren we zo druk in gesprek dat ik nog een klein kwartiertje heb staan praten met de man.
Opeens schoot het mij te binnen dat ik hier was om te werken en dat er 4 collega’s binnen op mij stonden te wachten. Ik verontschuldigde mij bij de man en liep weer terug. Ik pakte het stuk gereedschap wat we nodig hadden uit de auto en liep weer naar binnen.
De collega’s waren er allemaal op hun gemak bij gaan zitten en vroegen of ik soms verdwaald was. Ik antwoordde dat niet ik, maar een andere man de weg kwijt was. Natuurlijk wilde zij het verhaal van mij horen en bleven gewoon zitten waar ze zaten.
Ik begon mijn verhaal met: “Er stond buiten een blinde man wezenloos voor hem uit te staren . . .”
Verder kwam ik niet met mijn verhaal, de collega’s begonnen hard te lachen en ik kreeg door wat ik had gezegd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten