woensdag 15 februari 2012

Veldoefening 3


We waren nu al vijf weken in militaire dienst. Bijna halverwege de opleiding.
De legerleiding vond het tijd om ons eens te laten weten, en voelen, hoe het in het veld is tijdens een oorlogshandeling. Als leuke bijkomstigheid hadden ze bedacht dat het een nachtoefening zou worden. Compleet met schieten met losse flodders.
Ik maakte mij geen zorgen, ik zou die nacht gewoon kunnen slapen.

Maar ik had het mis. Mijn briefje met het absolute schiet- en lawaaiverbod hielp niet, ik moest mee. Ook al mijn andere briefjes hielpen niet en mijn sergeant vertelde mij dat ik nog wel honderd briefjes bij mijn arts kon halen, maar ik zou toch mee gaan. Terplekke zouden ze wel bekijken wat ze met mij aanmoesten.

Normaal gesproken mochten we na het avondappel gaan eten. Deze keer niet. Nu stonden we bij het avondappel met onze volle bepakking en geweer. Na het avondappel werden we in het gelid gezet om te gaan lopen. Een kilometers lange mars naar het oefenterrein. Alle pelotons van mijn lichting deden er aan mee, en zo liep er een lange stoet militairen door de straten.

Na een wandeling van ruim anderhalf uur kwamen we midden op het oefenterrein bij een soort tentenkamp. We kregen een uur de tijd om te eten en ons te camoufleren.
Na het eten kwam de sergeant op mij afgelopen en nam mij mee naar de vaandrig. De vaandrig vroeg aan mij wat ze nu met mij aan moesten. Ik gaf als suggestie dat ze mij weer naar de kazerne zouden brengen, want ik was nu volledig in overtreding. Volgens de geneeskundige heren van het leger moest ik 500 meter van de schietbaan blijven en nu was dat nog geen 25 meter. Aan het eind van mijn betoog vertelde ik de vaandrig dat als ik hier niet snel weg zou zijn, ik hier werk van zou maken, want nu nam het leger grote risico’s met mijn gezondheid. De vaandrig begon te lachen en zei dat ze dit voorzien hadden. Mijn sergeant kreeg de opdracht om mij in positie te brengen als ‘speciale rapporteur’.

Buiten de tent van de vaandrig werd mij een portofoon in de handen geduwd. Daarna begonnen we te lopen naar de rand van het oefenterrein. Toen we weer stopten waren we minstens 3 kilometer bij de schietbaan verwijderd. Daar wees de sergeant op een paar bosjes en ik moest mij daar verstoppen. Dat zou mijn ‘wachtpost’ zijn en moest doorgeven wie er allemaal langskwamen, maar ik moest er wel voor zorgen dat niemand mij zag.
Deze opdracht gaf mij genoeg mogelijkheden, vond ik.

Nadat de sergeant uit het zicht was verdwenen, keek ik eens rond. Een kleine 100 meter verder zag ik een geschikte plek. De plek die de sergeant mij aanwees vond ik niet geschikt voor wat ik wilde. En daarbij, ik moest er voor zorgen dat niemand mij zag en de sergeant zou weten waar ik ben, dus mij ook snel kunnen zien. En dat wilde ik voorkomen.

De door mij gevonden plek was ideaal. Er lagen bladeren genoeg en al snel had ik een flinke hoop bij elkaar. Ik spreidde ze netjes uit en ging er eens op liggen. Hier zou ik makkelijk uren op kunnen liggen. Zeker wel tot de volgende ochtend 07.00 uur, wanneer de oefening afgelopen zou zijn.
Ik zette de portofoon uit en pakte mijn boek en ging ontspannen lezen. Helaas was het al snel te donker om nog iets te kunnen lezen.
In de verte hoorde ik enkele schoten. Af en toe zag ik op het pad een legertruck voorbij rijden.
Het werd tijd om wat te gaan rusten en deed mijn ogen dicht. Al snel was ik in dromenland.

Opeens schrok ik wakker, ik hoorde niks meer. Ik bleef een kwartier lang aandachtig luisteren, maar er was geen enkele activiteit meer te horen. Ook geen schoten meer. Ik keek op mijn horloge en zag dat het net 23.30 uur was. De oefening was nog niet afgelopen, het zou nog uren duren. Maar ik vertrouwde het niet. Waarom was het zo stil?
Ik zette de portofoon aan en hoorde dat ik mij moest melden bij de vaandrig. Ik moest zo snel mogelijk terug naar de tijdelijke basis bij de schietbaan.
Ik zette de portofoon weer uit en zocht mijn spullen bijeen. Op mijn gemak liep ik terug naar de tent van de vaandrig. De vaandrig en enkele sergeants stonden voor de tent. Mijn sergeant zag me aankomen en wenkte mij. Hij vertelde mij dat er een fout was gemaakt en alle losse flodders waren al op. Ze hadden te weinig meegenomen. Nu moest ik alle kistjes, waar de losse flodders in gezeten hadden, opzoeken en naar de munitiewagen brengen. Alle andere militairen mochten even uitrusten.

Ik had bijna alle kistjes gevonden en naar de auto gebracht, toen ik toevallig langs de tent van de vaandrig liep. Ik zag hem en alle sergeants staan. De vaandrig vertelde de sergeants dat hij het jammer vond dat de oefening nu al afgelopen was en dat we terug naar de kazerne zouden gaan. Maar niet rechtstreeks, want als we nu zouden gaan lopen, zouden we rond 01.30 uur bij de kazerne zijn en de oefening zou tot 07.00 uur duren. Er werd besloten om een stuk om te gaan lopen, zodat we niet voor 07.00 uur op de kazerne zouden zijn.

Ik pakte mijn stapeltje briefjes van de arts, zocht het juiste briefje op en legde die boven op het stapeltje. Het stapeltje briefjes stopte ik weer terug in mijn borstzakje. Ik vond een hoop leuk in het leger, ik was hier toch voor mijn lol, maar een wandeling van ongeveer 6 uur zag ik echt niet zitten.

We werden in een lange rij gezet, twee aan twee. Ik kreeg het voor elkaar om helemaal achteraan te lopen. Zo verlieten we het oefenterrein. Achter mij liepen nog twee sergeants van andere pelotons, mijn sergeant zag ik nergens.
Na ongeveer 3 kilometer lopen vond ik het wel genoeg en liet mij vallen en kroop de berm in. De sergeants begonnen te brullen en enkele seconden later stonden alle militairen stil.
Een sergeant, die net nog achter mij liep, sommeerde mij om op te staan en weer op mijn plek te gaan staan. Ik vertelde de sergeant dat hij dat wel kon vergeten, ik was door mijn enkel heen gegaan en kon niet meer op die voet staan. Ik verging van de pijn.
De sergeant maakte er nu een bevel van en vertelde er achter aan wat er zou gebeuren als ik het bevel niet op zou volgen. Ik vertelde de sergeant dat hij er rustig tien bevelen van kon maken, maar dat zou niets aan de situatie in mijn enkel veranderen. Ik pakte nu mijn briefje uit mijn borstzakje en gaf die aan de sergeant. De sergeant las het briefje en gaf het daarna aan zijn collega.
Op het briefje stond dat ik zwakke enkels had en ik niet teveel kon en mocht lopen op de zware legerkisten.
De sergeant vond dat hij daar geen boodschap aan had, want in tijd van oorlog zou ik ook gaan lopen, ver van de vijand weg. Op dat moment kwam mijn sergeant aangelopen en vertelde de andere sergeant dat hij wel kon vergeten dat ik nog een stap zou verzetten. Mijn sergeant maakte de andere sergeant, en ook de vaandrig, duidelijk dat ik echt geen stap meer zou verzetten.
De vaandrig liet een busje komen en ik werd het busje in geholpen. Het busje reed weg en ik zwaaide uitbundig naar mijn collegamaten, die nog enkele uren konden gaan lopen.

Nog geen 10 minuten later was ik op de kazerne. Ik strompelde richting mijn kamer en toen ik zeker wist dat niemand mij meer kon zien, liep ik gewoon verder.
Ik vond het jammer voor mijn maten, maar ik had echt geen zin om zoveel te gaan lopen. Het zou nog minstens 5 uur duren voor de rest hier zou zijn. Met andere woorden . . . ze lopen nog minstens een uur of 5.
Ik ben uitgebreid gaan douchen, ik had nu tenminste volop warm water, en ben daarna mijn bed ingekropen.

Even over half acht kwam de rest binnenwandelen. Ik kan beter zeggen: binnenstrompelen. Ze hadden ruim 6 uur gelopen met maar een hele korte pauze.
Onze sergeant kwam de kamer ingelopen en beval dat iedereen de kamer uit moest. Iedereen, behalve ik.
Nadat iedereen weg was, deed de sergeant de deur van de kamer dicht en ging op een stoel zitten. Hij maakte mij duidelijk dat ik nu toch echt te ver was gegaan, dat de vaandrig erg boos was. Ik vertelde de sergeant dat ik hier absoluut geen lol aan beleefde en dat ik zo naar de dokter zou gaan, want het voelde helemaal niet goed in mijn enkel.
De sergeant keek mij nog even boos aan en stond toen op. Bij het verlaten van de kamer, wees hij 2 maten aan die mij naar de dokter moesten brengen en ook weer terug brengen.

Bij de dokter deed ik mijn verhaal van mijn -zogenaamde- verstuikte enkel en dat het nog steeds niet goed voelde. De dokter trok mijn sok uit en werd toen erg boos. Mijn enkel had terplekke verbonden moeten worden. Omdat het niet gedaan was, zou er nu meer schade in mijn enkel kunnen zijn. De dokter betaste mijn enkel en kneedde er af en toe flink in. Op de juiste momenten wist ik een pijnlijk gezicht te trekken, of ‘auw’ te roepen.
Na het onderzoek van de dokter, reikte hij mij een paar krukken aan en zou daar minstens een week mee moeten lopen.
En ik kreeg een nieuw briefje.
Op dat briefje stond dat ik de rest van mijn diensttijd geen legerkisten meer mocht dragen, tenzij ik op maat gemaakte legerkisten zou krijgen.
De dokter vertelde dat hij een verzoek ging indienen voor speciale legerkisten voor mij.
Met twee krukken en een grote glimlach ging ik bij de dokter weg.

Ik liet mijn briefje aan mijn sergeant zien.
De sergeant kreeg een grote glimlach om zijn mond.
“Zelfs al denken wij je te pakken te hebben, weet jij het weer zo te draaien dat jij er voordeel aan hebt.”
Ik vertelde de sergeant dat ik hier helemaal geen lol aan beleefde. Dat ik helemaal niet voor mijn plezier met twee krukken rondliep.
“Hou maar op.” zei de sergeant, “Ik weet heus wel dat jij overal onderuit wil komen en zo snel mogelijk hier weg wil. Maar ik vind het knap van je, dat je elke keer weer wat weet te verzinnen, zonder dat jij je maten benadeeld.”
“Zij kunnen er niks aan doen dat jullie mij opgeroepen hebben.”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten